ONGELOOF EN VERRIJZENIS

“Die verrijzenis, dat opnieuw leven van iemand die gestorven is, dat fabeltje moet je mij niet vertellen.” Verrijzenis wordt geklasseerd bij de sinterklaasverhalen. Fabeltjes en sprookjes voor kinderen, voor eenvoudige of primitieve mensen. Of zegt men, ook welmenende humanisten en vrijzinnigen: “De christenen hebben het verhaal van Jezus uitgevonden. Zij wilden een verhaal maken, om elkaar te troosten na de dood van een geliefde mens. Dat ‘verder leven’ beantwoordt ook aan het basisverlangen van elke mens, in alle culturen en tijden om perspectief te hebben. “Is dat wel mogelijk?” Ook wij hebben nog nooit gezien iemand terug gezien die overleden is. Het geloof in ‘leven na de dood’ is niet vanzelfsprekend en daarom kunnen ook wij sympathie opbrengen voor de twijfel en het ongeloof van Thomas.

“Wij hebben de Heer gezien.” zeggen zijn collega’s apostelen. Maar Thomas’ reactie is: “Ik” heb de Verheerlijkte niet gezien, niet aangeraakt, dus geloof ik het niet.” Thomas lijkt wél bereid te zijn om te geloven, maar eerst moet hij het zelf kunnen zien en Jezus aanraken. Uit eigen ervaring zou hij wél vertrouwen. Jezus komt Thomas hierin tegemoet door Zijn wonden te laten zien en betasten. Iemand toelaten in je kwetsuren, in je hartzeer, in je verdriet, in je zwakheden, daar waar je schamel bent en gekwetst, waar je geen Heer, geen chef bent, waar je helemaal niet te bewonderen bent, daar waar je in de stilte en de eenzaamheid tranen weent, daar waar je helemaal alleen wilt zijn, wilt wegkruipen en iedereen schuwt. Daar laat Jezus Thomas toe.

In vele schilderijen zien wij dat Jezus de hand neemt van Thomas en die hand in Zijn wonde legt. Thomas krijgt het privilege van Zijn hartzeer te mogen kennen, want Zijn lichaam blijft een gekwetst lichaam. Met andere woorden: de Heer laat zich niet kennen als de glorieuze Verrezene, maar als een gekwetste. Thomas mag Jezus als de diep gekwetste zien. De Heer die elke dag opnieuw gekruisigd wordt. Jezus leeft verder in deze wereld: niet in de glorie, niet als een koning. De Heer toont nu Zijn ware gelaat vooral in gekwetste mensen. Dat is de ervaring van Thomas, dat is de boodschap, ook voor vandaag. De Heer blijft men herkennen in gekwetste mensen.

Thomas wordt ten diepste geraakt door Jezus, die mee-lijdt met mensen: die naast de stervende zit, die meetrekt met de radeloze vluchteling, die waakt bij de slapeloze angstige zieke, die weent, samen met de vader en de moeder, om hun gestorven zoon of dochter, die je hand vasthoudt, die u optrekt uit je verdriet, die je vergeeft en je doet opstaan. Daar is Jezus nabij, de Heer die meeleeft met elke lijdende, gekwetste mens. Zoals toen bij de lamme, bij het dochtertje van Jaïrus, zoals bij Petrus bij zijn verloochening, zoals bij de barmhartige Vader. Thomas mag dat échte gelaat zien van Jezus. Namelijk de Levende Heer, die zich buigt om heel dicht bij kleine mensen te zijn, tot op het laagtepunt van elke onmacht en elke mislukking.

Zo maakt Jezus Zijn opstaan openbaar als Hij mensen doet opstaan. Daar waar alles verloren en mislukt lijkt, daar waar dood en ongeloof en wanhoop nabij is, daar geeft Hij een teken: de dood is slechts een komma in jouw bestaan. “Jij leeft verder in Mijn verbondenheid, in Mijn geborgenheid. Ik leg jouw hand op Mijn hart.” Als iemand zijn hand op je gekwetst hart legt, is de Heer levend nabij. God gaat in mensen naar mensen. Zó heeft Hij het beslist.